Leven op de waterlijn

‘Benjamin, wakker worden!’ roept papa vanuit de gang. ‘Dat alarm van je gaat al een kwartier.’
Langzaam draait Benjamin op zijn rug en zegt met een schorre stem ‘alarm uit’. Hij stapt uit bed en loopt naar het raam. Het is eb vanmorgen. Hij weet precies wanneer het eb en wanneer het vloed is. Niet zo gek als je in een appartement op de waterlijn woont. Hij geniet altijd zo van eb. Dat licht, de lucht, de zon, de regen, de wolken. Volgens zijn juf vlogen er lang geleden dieren met vleugels door de lucht. Zomaar in het wild. Hoe gaaf is dat.
Zodra hij het raam nadert verdwijnt de blindering en kijkt hij naar buiten.
Vandaag geen zon, maar alles beter dan water. Gisteren vertelde zijn juf ook dat zo’n duizend jaar geleden de mensen gewoon op de bodem van de aarde leefden, zonder water. ‘Land’ noemden ze dat. Ze liepen daar gewoon en maakten wandelingen, zonder drukpak. Zo vaak als ze wilden. Dat moet toch heerlijk zijn geweest! Dat is wel even anders dan een rondje op het dak van hun torenflat. Over elf dagen zijn zij weer aan de beurt. Dan mogen ze een uurtje naar buiten. Hopelijk schijnt de zon dan, want daarna moeten ze weer een jaar wachten voor ze aan de beurt zijn.

‘Pap’ zegt Benjamin als hij de keuken binnenkomt. ‘Wat ik niet snap, mensen worden toch steeds slimmer? Waarom kunnen wij dan ook niet op de bodem van de aarde leven, net als de mensen duizend jaar geleden? Zijn wij sindsdien dommer geworden?
Papa moet lachen. ‘Wij zijn wel degelijk slimmer geworden dan de mensen die toen leefden. Want de reden dat wij niet meer op de bodem van de aarde kunnen leven, komt juist door die mensen. Als zij beter voor de aarde hadden gezorgd, was dít niet gebeurd. En hij wijst naar het raam waar op dat moment een haai voorbij zwemt.